Een weekendje voor mezelf in Amsterdam betekent 9 van de 10 keer dat er museumbezoek op het programma staat. Zo ook dit weekend, op de vrijdagavond naar het Stedelijk Museum en op de zaterdag naar Boijmans Van Beuningen in die andere leuke stad, Rotterdam. Naast het ondergaan van de schone kunsten, vind ik het ook geweldig om andere museumbezoekers te observeren. Nu is er wel iets blijven hangen van de lessen kunstgeschiedenis op de middelbare school, maar ik pretendeer niet dat ik verstand heb van kunst. Ik heb 3 categorieën kunst: (heel) mooi, doet-me-niets en (afschuwelijk) lelijk. Hoe anders gaat dat bij de gemiddelde museumbezoeker, die quasi-geïnteresseerd ieder kunstwerk minutieus onder de loep neemt om vervolgens de omstanders ongewenst te voorzien van zijn commentaar. Dan is er ook nog de categorie ‘wat-doe-ik-hier-eigenlijk’, mensen die tegen wil en dank meegesleept zijn naar het museum, maar liever in de kroeg een biertje drinken. Dat zijn mensen die naar heel andere dingen kijken dan naar kunst. En ik kijk en luister dan weer graag naar dat soort mensen.
Jean Tinguely

Mijn eigenlijke doel van het bezoek aan het Stedelijk was het werk van Ed van der Elsken, maar ik kon op de valreep nog het Machinespektakel van Jean Tinguely meepakken. Tijdens mijn rondgang langs de machines kwam ik 2 twintigers tegen. Meisje A werkte in het museum en probeerde meisje B te interesseren voor het werk van meneer Tinguely. Meisje B knikte vriendelijk, zei op alles ja en merkte opeens op dat het best wel een aantrekkelijke man is, die Jean Tinguely. Een echte man-man. Meisje A was met stomheid geslagen, ik bekeek de foto van de man nog eens goed en vroeg me af wat de jeugd van tegenwoordig een echte man vinden. Want Jean had 3 wenkbrauwen! Het had een unibrauw moeten worden, maar aan weerszijden van de 3e brauw ontbrak een beetje haar. Zo niet aantrekkelijk, zo’n bos haar boven de neus. Maar meisje B vond Jean blijkbaar zo’n lekker ding dat de kunst haar gestolen kon worden, met meisje A erbij.
Surrealisme
In het Boijmans is men gek van surrealisme en ik heb er ook geen hekel aan, dus toog ik op zaterdag met vriendje T. naar Rotterdam. Veel babyboomers aanwezig, uitgerust met audiotours en publieksboekjes, en zogeheten weekend-vaders. Ons favoriete volk, wij zijn fan. Ik werd geplaagd door een babyboomer die mij consequent voor de voeten liep en van ieder object een foto een wenste te maken. Door de knieën en kont naar achteren, zo’n type. Ondertussen werd T. niet bepaald laaiend enthousiast van de weekendvader die met woord en veel gebaar, zijn dochter het werk van Dalí probeerde uit te leggen.
Iets verderop liep een vrouw die een werk van Man Ray ziet hangen. ‘Dat is wel een bekende naam, toch?’ Dan brandt het op je lippen om te zeggen dan Man Ray de broer is van Ban Ray, de man die wereldberoemd is geworden met Ray Ban zonnebrillen. Houd je in, Marita, houd je vooral in!
Het duurde niet lang voordat het volgende giechelmoment zich aandiende.
Vrouw: ‘Kijk, dit is een heel abstract, surrealistisch werk.’
Man: ‘Ja, en toch zie ik er wel wat in.’
Vrouw: ‘Dat kan niet, het is abstract.’
Man: ‘Ik zag net een affiche hangen van Roussillon. Die was toch ook heel bekend?’ Yep, in het wijnschap van Albert Heijn. Het affiche waar de man op doelt, blijkt een werk van Salvador Dalí te zijn voor de Franse Spoorwegen. Toen moest ik toch wel even heel erg grijnzen. Museumvolk, ik ben er gek op!